Artikel • Omgaan met brommers • Philippe Hulst

Inleiding
Dit artikel is gebaseerd op een onderzoek uitgevoerd in 2024 door Philippe Hulst, vierdejaars student aan de Opleiding Docent Muziek te Hogeschool Leiden. Het doel van dit onderzoek was om handvaten te kunnen bieden aan docenten die het moeilijk vinden om met brommende kinderen in de klas om te gaan.

De hoofdvraag voor dit onderzoek was:
Hoe ga je pedagogisch en didactisch verantwoord om met brommende kinderen in de muziekles? 

De inhoudelijke informatie uit het onderzoek is opgedeeld in vier hoofdstukken: wat is brommen, oorzaken van brommen, pedagogie en didactiek. 

Veel praktische informatie is opgehaald uit interviews met ervaringsdeskundigen uit het onderwijs of uit de pedagogie. Denk hierbij aan klassendocenten, zangdocenten, muziekleraren, dirigenten, et cetera. De afgenomen interviews zijn uitgewerkt tot lopende teksten voor het leesgemak. Deze teksten zijn terug te vinden na de inhoudelijke hoofdstukken. Het doel van dit artikel is om zo veel mogelijk verschillende perspectieven te bieden op dit onderwerp. Het gaat erom dat iedereen, waar die ook vandaan komt, iets heeft om mee te werken dat aansluit bij hun eigen achtergrond, interesses en niveau.

Wat is brommen?
Wat houdt brommen in en hoe definiëren we het? 

Nuance is heel belangrijk bij het definiëren van brommen. Wanneer bromt een kind zodanig veel dat we deze een brommer kunnen noemen? Dat is een vraag waar we ons mee bezig moeten houden. 

* Definitie
Brommen is een fenomeen dat op alle leeftijden voorkomt, waarbij een persoon (in dit geval een kind) consistent lager zingt dan de gewenste toonhoogte. In dit artikel ligt de focus op het brommen bij kinderen. 

Vaak zingt een brommer rond een kwart in toonhoogte lager dan de gewenste toonhoogte, hij zoemt een beetje rond een toon. Wanneer de melodie een sprong omhoog maakt, zingt de brommer slechts een heel klein beetje hoger; de melodische omvang is veel minder groot. Opvallend is dat brommen vaker bij jongens voorkomt dan bij meisjes. Dat wil niet zeggen dat het niet voorkomt bij meisjes, maar wel minder vaak. Een mogelijke verklaring zou zijn dat dit komt doordat meisjes van nature een hogere spreekstem hebben en ook sneller de hoogte in kunnen schieten tijdens spelen, roepen, et cetera. Ze hebben minder moeite om het 'zanggebied' in te komen.  

Brommende kinderen horen zichzelf vaak niet goed, dus ze hebben zelf niet door dat ze brommen. Pas wanneer het bewustzijn sterker wordt, wanneer het kind rond de 10-12 jaar oud is, kan hij zelf gaan merken dat hij bromt. Meestal zijn de klasgenoten er in de lagere klassen ook helemaal niet zo bewust van.  

Men zegt weleens dat er eigenlijk niet veel échte brommers zijn (er wordt dan verwezen naar kinderen die er heel moeilijk van af komen). Echter is brommen een spectrum; het ene kind bromt hardnekkig, het andere kind is er zo vanaf. Er is geen vast punt vanaf waar je een kind een brommer kunt noemen, er zitten allerlei gradaties in. Er zijn zoveel contextuele oorzaken die mee kunnen spelen, dat het niet over één kam te scheren valt.

* Misconcepties
Brommers worden ook wel eens 'luie zangers' genoemd, dat is echter best een negatief geladen term. Hoewel het soms aan 'luiheid' kan liggen, is er vaak meer aan de hand. 

Verder wordt brommen vaak in dezelfde hoek geplaatst als toondoofheid, terwijl het in feite heel iets anders is. Toondoofheid kan een oorzaak zijn voor brommen, maar andersom niet. Toondoofheid, ofwel amusie, is een conditie waarbij iemand muzieknoten niet van elkaar kan onderscheiden, meestal door het ontbreken van het vermogen om toonhoogten te onderscheiden. (Toondoofheid (Amusie): Wat Is het en Kun Je Er Wat Aan Doen? | Schoonenberg, 2021)

Ook zijn er kinderen die niet heel toonvast zijn in het zingen. Dat hoeft niet per se iets met brommen te maken te hebben. Dat kan gewoon een geval van een ongetrainde stem zijn. 

Naast brommers bestaan er ook zogeheten 'piepertjes'. Dit zijn vaak kinderen die zichzelf niet goed kunnen horen als ze klassikaal zingen, waardoor ze (onbewust) expres juist veel hoger gaan zingen dan de rest. Dit komt echter niet heel vaak voor en is erg specifiek.

Oorzaken van brommen
Wat zijn oorzaken van brommen? 

Het is belangrijk om te beseffen dat er enorm veel oorzaken voor brommen kunnen zijn. Ook is er vaak niet een enkele oorzaak, maar zijn er meer contextuele of fysieke aanduidingen zichtbaar. 

* Achtergrond
De meest voorkomende oorzaak van brommen is ongeoefendheid. Een kind dat niet gewend is om 'goed' te zingen, zal er natuurlijk meer moeite mee hebben dan een kind dat dagelijks zingt. Het klinkt heel logisch, maar toch wordt het makkelijk vergeten. Op sommige scholen wordt nauwelijks gezongen, waardoor hele groepen moeite kunnen hebben met het zingen. En als er wel gezongen wordt, is het ook nog de vraag of dat wel kwalitatief goed gedaan wordt. Zomaar meezingen met een vrolijk deuntje of een popliedje kan zelfs averechts werken, omdat er vaak geen rekening wordt gehouden met het bereik van de kinderstem. 

Ook als een klas verschillende docenten heeft gehad die elk op een andere manier (muziek)les gaven, kan het referentiekader in de weg zitten bij het zingen. Of als de kinderen bijvoorbeeld altijd een meester hebben gehad en ineens een juf krijgen, dan verschilt de zangstem in hoogte. Dit heeft allemaal te maken met gewenning. 

Ook de eigen achtergrond van het kind doet ertoe; of er gezongen is terwijl het kind nog in de buik zat, of het kind vanuit huis veel muziek meekrijgt, of het kind al een instrument speelt, et cetera. Dit zijn allemaal zaken die de muzikaliteit kunnen beïnvloeden. 

* Gehoor
Jonge brommende kinderen horen zichzelf niet, er is nog geen goede connectie tussen het gehoor en de stem. Het is ook best een complex proces, en voor een kind kan het heel abstract zijn. De toon moet eerst echt goed gehoord worden; niet alleen het geluid, maar de toonhoogte. Dan moet het innerlijk vertaald worden en moet het kind de toon nazingen. 

Zoals eerder beschreven, kan toondoofheid ook een oorzaak zijn voor het brommen. Er is dan een directe blokkade in het onderscheiden van toonhoogte, wat het bijna onmogelijk maakt om zelf goed op toon te kunnen zingen. 

* Stem
Brommen kan ook ontstaan door een stemdefect. Dit wordt echter vaak te snel geconcludeerd, terwijl het in de meeste gevallen niet zo is. Het komt eigenlijk niet zo vaak voor. 

Het is belangrijk om rekening te houden met de anatomie van de stembanden en het stembereik van de kinderstem. Ook is het belangrijk om 'goed' te zingen. Veel docenten die zelf niet helemaal comfortabel zijn in het zingen of het geven van muziekles maar het wel willen proberen, zingen veel te laag voor de kinderen. Ze zingen dan op een hoogte die voor henzelf fijn is, terwijl kinderen een veel hogere stem hebben dan volwassenen. 

Naast het stembereik heeft ieder kind ook een heel eigen timbre en klank. Als de docent voornamelijk popliedjes zingt, zijn de kinderen constant bezig met het nabootsen van iemand anders' stem, in plaats van te ontdekken hoe hun eigen stem werkt. 

* Veiligheid
Sociale veiligheid is niet direct gelinkt aan brommen, maar het kan het probleem wel vergroten. Veiligheid in de klas moet een basisregel zijn om aan muzikale vaardigheden te kunnen werken. Ook kinderen die van nature goed kunnen zingen, kunnen als het ware 'geblokkeerd' worden door een onveilige omgeving. 

Wat vroeger veel gebeurde - zo'n 50 jaar geleden - is dat kinderen door de docent klassikaal verteld werden dat ze niet konden zingen en niet mee mochten doen. Dat is wél een heel groot veiligheidsprobleem en kan een directe oorzaak zijn voor 'brommen' (of erger; helemaal niet meer zingen). Om als kind te horen dat je niet kunt zingen, kan een levenslang trauma veroorzaken. 

* Menskundig
Menskundig - in dit geval vanuit Antroposofische gezichtspunt - kunnen we stellen dat de typische brommer te diep geïncarneerd is, moeilijk beweegbaar en in zichzelf gekeerd. Vaak heeft het kind flegmatische trekjes. Natuurlijk zijn er ook brommers die heel beweeglijk zijn en rondhuppelen, maar dat is een atypisch beeld. 

Wat we in de lagere klassen (en vooral bij de kleuters) goed kunnen zien, is dat het zingen nog heel erg vanuit het geheel komt. Alsof de groep een gezamenlijke walm van klank meezingt met de docent. Pas later worden de kinderen individueel onderscheidbaar in stem. 

"Ik denk dat het gaat om het wakker worden en de wil innerlijk te hebben om aan te sluiten bij de groep," zegt Raoul Boesten, koordocent aan de Vrijeschool Pabo. Het fysieke verandert niet, maar er spelen wel allemaal etherprocessen. "Het geheim zit in het etherische van de klank, daar is het tussengebied waar het lijf nog kan leren," zegt Reyer Ploeg, docent methodiek en onderzoeksbegeleider aan de Opleiding Docent Muziek. Het lichaam moet de gewoonte leren om hetgeen wat het hoort te reproduceren, dat is een etherkwestie. 

Er is ook een waarneembaar verschil tussen introverte en extraverte kinderen. Beide types hebben een andere soort relatie tussen hun eigen binnenwereld en de buitenwereld. Een introvert kind kan te veel in zichzelf gekeerd zijn, waardoor de toon als het ware 'binnen blijft hangen' en niet zuiver of makkelijk naar buiten komt. 

Concentratieproblemen, bijvoorbeeld door ADHD, komen veel voor en kunnen ook oorzaken voor brommen zijn. Een kind dat zó buiten zich is dat het niet het bewustzijn heeft om zichzelf terug te brengen naar zijn stem, zal veel meer moeite hebben om zuiver mee te zingen. "De stem doet dan maar wat," zegt Marcel van Os, muziekdocent aan de Vrijeschool Pabo.

Pedagogie
Hoe ondersteun je een brommer pedagogisch zo goed mogelijk?

Het opmerken van een brommer in de klas is stap één. Maar hoe benader je hem? Spreek je hem erop aan of juist niet? Hoe betrek je hem en hoe push je niet te ver? 

* Aandacht
Als een kind bromt, betekent dat eigenlijk dat hij muzikaal niet mee kan. Hij doet niet mee. Net als een kind dat slecht rekent of slecht leest, heeft hij extra ondersteuning nodig. Pedagogisch is het niet verantwoord om een brommer gewoon te laten gaan, je ontslaat jezelf dan van je taak. Echter moet je er niet een te groot probleem van maken; houd het in de gaten, maar ga er niet iedere keer bovenop zitten. Sowieso helpt het om er op te blijven letten en te complimenteren wanneer iets wél goed gaat. Positieve aandacht kan geen kwaad. Wat je moet beseffen, is dat het niet zó is opgelost. In sommige gevallen kan het wel twee jaar duren voordat een brommer van zijn probleem af is. Zolang je open blijft en je je er niet bij neerlegt, kan het goedkomen. Geef de hoop niet op, het is een kwestie van volhouden. 

Het is niet verstandig om het brommen (klassikaal) te benoemen bij jonge kinderen. Het jonge kind is niet bewust van zijn eigen klank. Voor een jong kind is dit nog te abstract, het kan alleen maar verwarring of overbewustzijn veroorzaken. Pas wanneer het kind rond de 10-12 jaar oud is kan hij bewust worden van zijn eigen brommen en kan de keuze gemaakt worden om het met hem te bespreken. Uiteindelijk kan het probleem cognitief benaderd en getraind worden. 

* Differentiatie
Een pedagoog en/of docent heeft de taak om te differentiëren en voor iedereen ruimte te bieden. De kinderen zijn constant in ontwikkeling en stappen allemaal vanuit een ander punt in. De een is heel muzikaal opgevoed, de ander totaal niet. Wees daar bewust van. Ook is er differentiatie in ieders stem. Als je te veel bezig bent met het leren 'nabootsen' van een bepaald stemtype, creëer je een oncomfortabele druk voor het kind. Ieders klank is uniek, dat moeten de kinderen juist kunnen ontdekken. 

Differentiëren kan ook bij het verdelen van rollen. Zo kun je een brommend kind bijvoorbeeld een keer een instrumentale, luisterende of leidende rol geven in een muzikaal geheel. Dit kan waardevol zijn, omdat hij dan vanuit een ander punt kan luisteren naar het zingen. Ook kan dit iets zijn waar het kind misschien wel heel goed in is; wie weet bespeelt hij een instrument en komt hij juist meer tot zijn recht. Let er wel op dat je dit niet te vaak doet, want dan sluit je het kind buiten! Variatie kan nooit kwaad, dat geldt ook hiervoor. 

* Veiligheid
Veiligheid is een basiskwestie is om aan muzikale vaardigheden te kunnen werken. Dat geldt al helemaal voor brommen. In een onveilige omgeving kun je een brommend kind niet helpen. Naast de sociale veiligheid in de klas, kun je je ook op de veiligheid van de brommer zelf richten. In plaats van hem individueel toe te spreken of met hem wat klankoefeningen te doen, kun je er een klasgenoot bij vragen. Dit zou dan een klasgenoot moeten zijn waarmee de brommer goed bevriend is, die wél goed op toon kan zingen. 

Sowieso kan een 'buddy-systeem' wonderen doen, zeggen meerdere ervaringsdeskundigen. Het kan enorm helpen om het brommende kind te plaatsen tussen een paar lekker zingende kinderen; de brommer kan dan makkelijker meekomen. Dit ondersteunt het spiegelende vermogen. Maar ook kun je - als daar de ruimte voor is - een klasgenoot of zelfs iemand van een hogere klas (mits deze al bevriend is) de brommer laten 'coachen'. Een kind kan het probleem heel anders benaderen dan een docent en daarnaast is de verhouding onderling luchtig en laagdrempelig. 

Wij volwassenen - of we nou docent, pedagoog of wat dan ook zijn - zijn heel oplettend en zien het al snel als iets niet overeenkomt met het geheel. Bijvoorbeeld als een brommend kind een heel andere melodie zingt dan de rest van de klas. Kinderen zijn hier (in een veilige klassensfeer) echter veel coulanter in. Het komt vaker voor dat een klas gewoon accepteert dat ze een brommende klasgenoot hebben. Hetzelfde geldt voor kinderen die slecht zijn in rekenen, dyslexie hebben of zelfs verstandelijk gehandicapt zijn. Het gros van de klasgenoten accepteert dit en leert ermee om te gaan. Het is belangrijk om in gedachten te houden dat kinderen elkaar niet op de manier zien zoals wij ze zien. 

* Acceptatie
Zelfs als je goede oefeningen kent, blijft toch een enorme kunst om als pedagoog in te zien wanneer je moet wachten en wanneer het moment juist is om aandacht te besteden aan bepaalde dingen. Dat is de kunst van het lesgeven, daar is geen handleiding voor. Als docent ken je je leerlingen het beste. Niemand is een perfecte pedagoog. Als je je best doet om de leerlingen te ondersteunen, doe je wat je kan. 

"Natuurlijk is het leuk als je een kind het brommen kunt afleren, maar wat maakt het uit als het kind blijft brommen? Dan gaan ze niet zingen, maar andere leuke dingen doen in het leven," zegt Matthijs Overmars, vakleerkracht muziek, dirigent en oprichter van de website Vrijeschoolliederen. 

Het is ook oké als een kind het brommen niet af kan leren. Iedereen heeft z'n sterktes en zwaktes en mag zijn wie hij is. Wees open, eerlijk en accepterend naar je leerlingen. 

Marcel van Os, muziekdocent aan de Vrijeschool Pabo, vertelde in een interview over een studente van de Vrijeschool Pabo: "Ze heeft de studie afgerond en is nu werkzaam als kleuterjuf, terwijl ze zelf moeite heeft met zingen. Ze is de gehele opleiding doorgekomen terwijl ze zelf bromde en daar ook bewust van was. Je zou kunnen denken: een kleuterjuf die niet kan zingen? Dat kan niet!, en toch brengt zij een hele muzikale sfeer in haar lessen."

Didactiek
Hoe verzorg je didactisch de muzieklessen, rekening houdend met brommers? 

Hoe kun je praktisch 'werken' aan het probleem? Wat voor oefeningen gebruik je klassikaal om de brommer én de rest van de klas aan te spreken? 

* Uitgangspunten
Het is belangrijk om te beseffen dat elke oefening die je voor een brommend kind doet - of dat gericht is op de stem, het gehoor, et cetera - nuttig is voor de rest van de klas. Muzikale oefeningen zijn waardevol voor elk kind, niet alleen voor de brommer. Je moet niet bang zijn om 'te veel' rekening te houden met de brommer bij het bedenken en uitvoeren van een didactisch plan. 

"Je doet iets met de hele klas, maar stiekem doe je het speciaal voor dat ene kind. Als er dan iets gebeurt, is dat zo vreugdevol. Dat is ervaarbaar voor de hele klas en vooral ook ervaarbaar voor dat ene kind. Dan ben je een tovenaar," zegt Raoul Boesten, koordocent aan de Vrijeschool Pabo. 

Een goede benadering is om te werken vanuit plezier, vanuit een spel. Er zijn genoeg 'klankspelletjes' waarmee je iets leuks doet en tegelijkertijd aan de zangstem 'werkt'. Maak het lekker speels, dat hebben de kinderen nodig. 

Ook is beweging heel belangrijk! Het toevoegen van bewegingen bij een lied kan meerdere positieve effecten hebben:

  • kinderen die zingen als erg stijf, vast on oncomfortabel ervaren komen even uit hun lichaam en kunnen goed meedoen,
  • het leidt af van het cognitieve,
  • het biedt plezier en variatie aan het zingen. 

Als je bezig bent met ritmische oefeningen, komen de kinderen in beweging. Er moet een soort dynamiek in ze komen, iets dat vast zit moet loskomen waardoor ze hun expressie kunnen tonen en doseren. Als je aan al dat soort kwaliteiten werkt; zuiverheid, balans, klank, etc. ben je eigenlijk al voor aan het bereiden op het zingen. 

"Voor mij is dat een goede manier om het didactisch te benaderen; dat je alles er aan doet om de stem in beweging te krijgen en daarbij misschien het hele kind - ook ritmisch en fysiek - in beweging te krijgen waardoor dat bij het zingen samen kan komen," zegt Matthijs Overmars, vakleerkracht muziek, dirigent en oprichter van de website Vrijeschoolliederen.

* Gericht op stem
Het probleem wat je vaak ziet bij kinderen die minder goed zijn in zingen, is dat het moeilijk kan zijn om het 'zang-gebied' in te komen. 

Glissando's
Een speelse manier om de hoogte te verkennen, is het oefenen met vrije glissando's (glijdende tonen). Vaak zeggen de jongens in de klas: "Zo hoog kan ik helemaal niet zingen". Door vrije glissando's te oefenen, kunnen ze veel hoger komen dan ze denken. 

Dierengeluiden
Een andere speelse manier om de hoogte te verkennen met jonge kinderen, is het imiteren van dieren. Vaak hebben de kinderen dan niet eens door dat ze bezig zijn met hun stem en eigenlijk al voorbereidende oefeningen doen voor het zingen. 

Neuriën
Veel neuriën helpt ook om de stem te ontwikkelen. Er zijn kinderen die heel erg naar buiten gericht zijn, voor hen kan het neuriën een middel zijn om het gebruik van de stem naar binnen toe te ontwikkelen. 

* Gericht op gehoor
De meeste kinderen hebben een feilloos gehoor, die horen meer dan wij, maar dat geldt niet voor iedereen. Je wil de oren trainen om het strottenhoofd en de stembanden waar te kunnen nemen en aan te sturen. Zie het als een 'scholing voor het gehoor'. 

"Als wij met jonge kinderen net zo zouden praten over tonen, als hoe wij praten over kleuren, zouden de meeste kinderen een absoluut gehoor hebben. Stel je voor dat een ouder zou zeggen: hoor je die mooie D van die fluit?," zegt Reyer Ploeg, docent methodiek en onderzoeksbegeleider aan de Opleiding Docent Muziek. 

Begeleiding
Muzikale begeleiding bij een lied kan context en variatie bieden. Door een lied te begeleiden op gitaar, piano of bijvoorbeeld lier, bied je een harmonische context. Voor kinderen die moeite hebben met intoneren (zuiver zingen), kan dit als hulpmiddel dienen. 

Lemniscaat
Neem een lied dat de kinderen goed kennen. Zet een groep kinderen op een punt in de klas en laat deze de grondtoon (bijvoorbeeld D) van het lied zingen. Op een ander punt staat een groep kinderen die de kwint (bijvoorbeeld A) van het lied zingt. De rest van de klas loopt in een lemniscaat om de groepjes heen en zingt het lied. Zo ervaren ze dat het lied heel anders klinkt per toon waar ze rondom lopen. 

Toon van de dag
Het gehoor van een kind is heel erg gebonden aan associaties. Zo weet een kind vaak eigenlijk de begintoon van een lied al, ook al heeft hij geen absoluut gehoor. Die associaties kun je trainen door iedere dag (voordat er gezongen is) de 'toon van de dag' te zingen. Uiteindelijk, als je dit vaak genoeg doet, kun je de kinderen vragen om de toon te zingen, en kunnen ze dit vrij collectief. 

* Gericht op toonhoogte
'Hoog' en 'laag' zingen is nog een heel abstract concept voor een jong kind, het moet eerst ervaren worden.

Kodály handgebaren
Een zeer rijke didactische methode is die van Kodály. Hierin wordt onder andere de toonladder (do-re mi…) aangeleerd door middel van handgebaren. Dit werkt heel goed, omdat je een fysieke koppeling maakt met de toonhoogte. Het is niet voor niets dat zowat alle kinderkoren in Nederland deze methode gebruiken. Ook zijn deze handgebaren zo moeilijk te maken als je wil. Je kunt heel simpel beginnen en aansluiten bij elk niveau. 

Vrije toonhoogte
Het gebruik van te veel fixed toonhoogtes kan bij sommige kinderen niet werken. Als je veel brommende kinderen in de klas hebt, kun je ook proberen spellen of oefeningen te doen waarbij de toonhoogte niet vast staat. 

"Een kind kan dan vrij experimenteren zonder direct afgerekend te worden doordat die niet exact de goede toon heeft," zegt Sanne Nieuwenhuijsen, zangpedagoog en dirigent uit Haarlem. 

Dit kun je doen door bijvoorbeeld melodieën op het bord te tekenen zonder noten, alleen met vorm. De kinderen gaan dan vrij mee glijden met de toonhoogte. 

Vocaal & instrumentaal
Ieder kind heeft eigen voorkeuren, het ene werkt bij de ander niet. Je kunt proberen de toonhoogte op een instrument aan te geven in plaats van met de stem. Als je op de fluit of piano een toon aangeeft, kun je het kind leren absolute toonhoogte na te zingen, zonder verschil tussen lage en hoge stemmen.

En überhaupt is (klassikaal) fluiten heel goed voor de ademregulatie en algehele muzikaliteit! Een ervaringsdeskundige vertelde dat ze bij volwassenen juist positieve veranderingen merkte als zij zelf meezong, zonder instrument. In dat geval werkte het puur vocaal juist beter.

* Gericht op klank
Antje de Wit, Lichtenberger stem- en zangpedagoog, benadrukt hoe belangrijk het is om klankgericht te oefenen. De 'Lichtenberger methode' werkt veel met 'stimulaties'; oefeningen om je lichaam te stimuleren om in een staat van zingen en waarnemen te komen. Door op bepaalde plekken fysiek contact aan te gaan met je lichaam, stimuleer je het waarnemende vermogen. 

Hand bij de oren
Een simpele oefening begint al bij het plaatsen van de handen op of naast de oren. Bij het plaatsen van de handen op de oren hoor je je eigen toon minder goed van buitenaf en gaat je lichaam beter luisteren van binnenuit. Bij het plaatsen van de handen naast de oren, kun je juist je eigen stem beter horen. 

Hand in de nek
Door je hand of handen (voorzichtig) in je nek te plaatsen tijdens het zingen, kun je trilling van het strottenhoofd en resonans fysiek ervaren. Je kunt de handen ook achter in de nek leggen, dit kan weer net een ander gevoel geven.

Conclusie
Om terug te komen op de hoofdvraag: 
Hoe ga je pedagogisch en didactisch verantwoord om met brommende kinderen in de muziekles? 

Dit doe je door rekening te houden met mogelijke oorzaken, pedagogische invalshoeken en didactische middelen. Deze onderwerpen zijn onderzocht en overzichtelijk verdeeld in hoofdcategorieën:

•   Oorzaken: achtergrond, gehoor, stem en menskundig.

•   Pedagogische invalshoeken: aandacht, differentiatie, veiligheid en acceptatie.

•   Didactische middelen: plezier, beweging, stem, gehoor, toonhoogte en klank.

Er is geen handleiding voor het omgaan met brommers, er is niet één manier of een stappenplan om een brommend kind te helpen. Hopelijk kan dit artikel een hulpmiddel zijn voor docenten die moeite hebben om met brommende kinderen om te gaan.

Vogel

Blijf op de hoogte

Meld je aan voor de nieuwsbrief